Op 17 november 2020 publiceerde Nature Communications een onderzoek (AlShebli, Makovi, & Rahwan, 2020) met een analyse van tientallen jaren aan wetenschappelijke publicaties. Uit de publicatiegegevens werden 3 miljoen paren van wetenschappelijke senior-junior co-auteurs geïdentificeerd, die werkzaam zijn in tien verschillende disciplines (Biologie, Scheikunde, Computerwetenschappen, Economie, Ingenieurswetenschappen, Geologie, Materiaalwetenschappen, Geneeskunde, Natuurkunde en Psychologie). Op basis van deze analyses concludeerden de auteurs: "vrouwelijke protegés die in de academische wereld blijven, hebben meer baat bij begeleiding door mannen dan door gelijkwaardige vrouwen". Verder merken ze op: "onze bevindingen suggereren ook dat mentoren meer voordeel hebben van het werken met mannelijke protegés dan werken met vergelijkbare vrouwelijke protegés, vooral als de mentor vrouwelijk is". Op basis van deze bevindingen adviseren de auteurs dat diversiteitsmaatregelen zich niet zouden moeten richten op het bevorderen van mentorschap door vrouwen, omdat dit de wetenschappelijke loopbaan van vrouwen zou belemmeren.
Binnen enkele uren na de publicatie ontploften de reacties op het internet (Wessel, 2020). De reacties gaven vooral zorgen weer over de conclusies die werden getrokken, en betwijfelden of de empirische gegevens wel voldoende grond gaven voor deze conclusies. Sommige reacties verzochten het tijdschrift om de publicatie in te trekken (Twitter attempts, 2020). Twee dagen na de publicatie van het artikel kondigde de redactie van het tijdschrift aan dat het een onderzoek had gestart om hierover een beslissing te nemen (Nature Communications looking into paper, 2020).
In de reacties tot nu toe staan twee punten van zorg centraal. 1) de analyses van de publicatiegegevens bieden geen grond om conclusies te trekken over de toegevoegde waarde van verschillende soorten mentoren 2) de reviewers hebben deze zorg expliciet genoemd als belangrijk punt van kritiek op het manuscript, maar blijkbaar heeft dit niet geleid tot een herziening van deze conclusies.
Deze gebeurtenissen laten duidelijk zien dat het gebruiken van 'big data' of het uitvoeren van geavanceerde statistische analyses er niet per definitie toe leidt dat er sterkere conclusies uit onderzoek kunnen worden getrokken. Zoals ook hier het geval lijkt te zijn, is het goed mogelijk dat de beschikbare gegevens geen volledig beeld geven van de variabelen die van belang zijn. In dit geval gingen verschillende commentaren over het punt dat publicatie-imtpact een heel specifieke indicator is van loopbaansucces. Evenzo vormt het schrijven van gezamenlijke publicaties slechts een klein deel van alle relevante mentoractiviteiten. De reviewers van het oorspronkelijke manuscript en de online reacties verwijzen naar tal van eerdere onderzoeken die laten zien dat voor succesvol academisch mentorschap een scala van activiteiten relevant is. In plaats van af te gaan op de bevindingen uit deze ene publicatie analyse, zou het beter zijn om aanbevelingen mbt diversiteitsbeleid te baseren op een bredere beschouwing van bevindingen uit verschillende disciplines.
Naar aanleiding van deze gebeurtenissen wijzen de Angels op een breed scala aan relevante studies - waarvan verschillende ook beschikbaar zijn via onze website. Deze verduidelijken verschillende mechanismen die van belang zijn voor de aanpak van dit complexe vraagstuk. Daaronder zijn ook studies die aantonen dat senior vrouwelijke academici extra kritisch kunnen zijn ten opzichte van jonge vrouwelijke collega’s (Faniko, Ellemers, & Derks, 2020). Echter, deze onderzoeken benadrukken ook dat deze patronen het gevolg zijn van de hardnekkige vooroordelen ten aanzien van vrouwen in de academische wereld.
Onderzoekers en beleidsmakers doen er goed aan meerdere aspecten van het mentorschap in overweging te nemen. De mogelijkheden en de motivatie van jonge onderzoekers om hun carrière in de wetenschap voort te zetten hangen immers ook samen met de manier waarop ze worden behandeld en of ze worden aangemoedigd en ondersteund in hun wetenschappelijke ambities. Het gebruiken van publicatiegegevens als primaire indicator van academisch succes doet geen recht aan de aanzienlijke inspanningen die veel succesvolle academici zich getroosten om de volgende generatie onderzoekers op te leiden en te begeleiden.
Verder is het van belang rekening te houden met onderzoeksresultaten waaruit keer op keer blijkt dat er belangrijke verschillen zijn in de publicatie-ervaringen van mannelijke en vrouwelijke onderzoekers. Zo blijken vrouwelijke onderzoekers ook bij gelijke prestaties minder kans te hebben om hun inbreng als (co-)auteur erkend te krijgen, om hun werk gepubliceerd te krijgen, om hun publicaties door anderen opgemerkt te krijgen, of om carrièremogelijkheden en onderscheidingen te krijgen als gevolg van hun gepubliceerde werk. Het uitbannen van deze verschillen in de manier waarop mannelijke en vrouwelijke onderzoekers worden behandeld en hoe hun bijdragen worden gewaardeerd, zou de kern van elk diversiteitsbeleid moeten zijn.